Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/107299405.webp
perguntar
Ele a pede perdão.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
cms/verbs-webp/129002392.webp
explorar
Os astronautas querem explorar o espaço sideral.
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
cms/verbs-webp/118588204.webp
esperar
Ela está esperando pelo ônibus.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/128782889.webp
maravilhar-se
Ela ficou maravilhada quando recebeu a notícia.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
cms/verbs-webp/91696604.webp
permitir
Não se deve permitir a depressão.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
cms/verbs-webp/8451970.webp
discutir
Os colegas discutem o problema.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
cms/verbs-webp/102304863.webp
chutar
Cuidado, o cavalo pode chutar!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/853759.webp
liquidar
A mercadoria está sendo liquidada.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
cms/verbs-webp/98561398.webp
misturar
O pintor mistura as cores.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
cms/verbs-webp/123546660.webp
verificar
O mecânico verifica as funções do carro.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/119425480.webp
pensar
Você tem que pensar muito no xadrez.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
cms/verbs-webp/124525016.webp
ficar para trás
O tempo de sua juventude fica muito atrás.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.