Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/68841225.webp
entender
Eu não consigo te entender!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
cms/verbs-webp/57207671.webp
aceitar
Não posso mudar isso, tenho que aceitar.
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
cms/verbs-webp/73649332.webp
gritar
Se você quer ser ouvido, tem que gritar sua mensagem alto.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/112444566.webp
falar com
Alguém deveria falar com ele; ele está tão solitário.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/78773523.webp
aumentar
A população aumentou significativamente.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
cms/verbs-webp/116610655.webp
construir
Quando a Grande Muralha da China foi construída?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
cms/verbs-webp/90773403.webp
seguir
Meu cachorro me segue quando eu corro.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/63868016.webp
devolver
O cachorro devolve o brinquedo.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/68761504.webp
examinar
O dentista examina a dentição do paciente.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/66787660.webp
pintar
Quero pintar meu apartamento.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/101742573.webp
pintar
Ela pintou suas mãos.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/8482344.webp
beijar
Ele beija o bebê.
kussen
Hij kust de baby.