Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/94482705.webp
traduzir
Ele pode traduzir entre seis idiomas.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
cms/verbs-webp/94193521.webp
virar
Você pode virar à esquerda.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/99207030.webp
chegar
O avião chegou no horário.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/117421852.webp
tornar-se amigos
Os dois se tornaram amigos.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/114379513.webp
cobrir
Os lírios d‘água cobrem a água.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/102304863.webp
chutar
Cuidado, o cavalo pode chutar!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/96571673.webp
pintar
Ele está pintando a parede de branco.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/132125626.webp
persuadir
Ela frequentemente tem que persuadir sua filha a comer.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
cms/verbs-webp/74908730.webp
causar
Muitas pessoas rapidamente causam caos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/47969540.webp
ficar cego
O homem com os distintivos ficou cego.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publicar
Publicidade é frequentemente publicada em jornais.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
cms/verbs-webp/104825562.webp
ajustar
Você tem que ajustar o relógio.
instellen
Je moet de klok instellen.