Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/68779174.webp
representar
Advogados representam seus clientes no tribunal.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/21529020.webp
correr em direção
A menina corre em direção à sua mãe.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
cms/verbs-webp/120509602.webp
perdoar
Ela nunca pode perdoá-lo por isso!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
cms/verbs-webp/121112097.webp
pintar
Eu pintei um lindo quadro para você!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
cms/verbs-webp/89516822.webp
punir
Ela puniu sua filha.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/86064675.webp
empurrar
O carro parou e teve que ser empurrado.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
cms/verbs-webp/80116258.webp
avaliar
Ele avalia o desempenho da empresa.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
cms/verbs-webp/103232609.webp
exibir
Arte moderna é exibida aqui.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/118549726.webp
verificar
O dentista verifica os dentes.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/123834435.webp
devolver
O aparelho está com defeito; o vendedor precisa devolvê-lo.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
cms/verbs-webp/3270640.webp
perseguir
O cowboy persegue os cavalos.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
cms/verbs-webp/117897276.webp
receber
Ele recebeu um aumento de seu chefe.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.