Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/55788145.webp
zakryť
Dieťa si zakrýva uši.

bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/85871651.webp
potrebovať
Naozaj potrebujem dovolenku; musím ísť!

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/91442777.webp
vstúpiť
Nemôžem vstúpiť na zem s touto nohou.

stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/30314729.webp
skončiť
Chcem skončiť s fajčením odteraz!

stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
cms/verbs-webp/70624964.webp
baviť sa
Na lunaparku sme sa skvele bavili!

plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
cms/verbs-webp/128644230.webp
obnoviť
Maliar chce obnoviť farbu steny.

vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
cms/verbs-webp/117491447.webp
závisieť
Je slepý a závisí na vonkajšej pomoci.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
cms/verbs-webp/57481685.webp
opakovať rok
Študent opakoval rok.

overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/70055731.webp
odchádzať
Vlak odchádza.

vertrekken
De trein vertrekt.
cms/verbs-webp/59552358.webp
spravovať
Kto spravuje peniaze vo vašej rodine?

beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
cms/verbs-webp/111160283.webp
predstaviť si
Každý deň si predstavuje niečo nové.

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/113393913.webp
zastaviť
Taxis sa zastavili na zastávke.

arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.