Woordenlijst

Leer werkwoorden – Slovaaks

cms/verbs-webp/121820740.webp
začať
Turisti začali skoro ráno.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/71991676.webp
nechať za sebou
Náhodou nechali svoje dieťa na stanici.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/114379513.webp
pokryť
Lekná pokrývajú vodu.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/116932657.webp
dostať
V starobe dostáva dobrý dôchodok.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/95625133.webp
milovať
Veľmi miluje svoju mačku.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
cms/verbs-webp/118008920.webp
začať
Škola práve začína pre deti.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
cms/verbs-webp/99602458.webp
obmedziť
Mali by sa obmedziť obchody?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/66787660.webp
maľovať
Chcem si namaľovať byt.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/106997420.webp
nechať nedotknuté
Príroda bola nechaná nedotknutá.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
cms/verbs-webp/115847180.webp
pomáhať
Každý pomáha stavať stan.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/68761504.webp
kontrolovať
Zubár kontroluje pacientovu dentíciu.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
cms/verbs-webp/97784592.webp
dávať pozor
Treba dávať pozor na dopravné značky.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.