Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/10206394.webp
prenašati
Komaj prenaša bolečino!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
cms/verbs-webp/115291399.webp
želesti
Preveč si želi!
willen
Hij wil te veel!
cms/verbs-webp/15353268.webp
iztisniti
Limono iztisne.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/21689310.webp
vprašati
Moja učiteljica me pogosto vpraša.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/118253410.webp
porabiti
Vso svojo denar je porabila.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
cms/verbs-webp/89869215.webp
brcniti
Radi brcnejo, ampak samo v namiznem nogometu.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/91147324.webp
nagrajevati
Bil je nagrajen z medaljo.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
cms/verbs-webp/104825562.webp
nastaviti
Morate nastaviti uro.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/67095816.webp
vseliti skupaj
Oba kmalu načrtujeta skupno vselitev.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
cms/verbs-webp/28642538.webp
pustiti stati
Danes morajo mnogi pustiti svoje avtomobile stati.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/96668495.webp
tiskati
Knjige in časopisi se tiskajo.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
cms/verbs-webp/73751556.webp
moliti
Tiho moli.
bidden
Hij bidt in stilte.