Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/106608640.webp
uporabljati
Tudi majhni otroci uporabljajo tablice.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
cms/verbs-webp/71612101.webp
vstopiti
Podzemna je ravno vstopila na postajo.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
cms/verbs-webp/11579442.webp
metati
Žogo si med seboj metata.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
cms/verbs-webp/129403875.webp
zvoniti
Zvonec zvoni vsak dan.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/123519156.webp
preživeti
Ves svoj prosti čas preživi zunaj.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/102631405.webp
pozabiti
Ne želi pozabiti preteklosti.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/90309445.webp
zgoditi se
Pogreb se je zgodil predvčerajšnjim.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
cms/verbs-webp/102168061.webp
protestirati
Ljudje protestirajo proti krivicam.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
cms/verbs-webp/78073084.webp
uleči se
Bili so utrujeni in so se ulegli.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
cms/verbs-webp/84476170.webp
zahtevati
Od osebe, s katero je imel nesrečo, je zahteval odškodnino.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/74908730.webp
povzročiti
Preveč ljudi hitro povzroči kaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
cms/verbs-webp/21529020.webp
teči proti
Deklica teče proti svoji mami.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.