Woordenlijst

Leer werkwoorden – Zweeds

cms/verbs-webp/66441956.webp
skriva ner
Du måste skriva ner lösenordet!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/46602585.webp
transportera
Vi transporterar cyklarna på biltaket.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
cms/verbs-webp/102823465.webp
visa
Jag kan visa ett visum i mitt pass.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/68561700.webp
lämna öppen
Den som lämnar fönstren öppna bjuder in tjuvar!
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
cms/verbs-webp/111615154.webp
köra tillbaka
Modern kör dottern tillbaka hem.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
cms/verbs-webp/132305688.webp
slösa
Energi bör inte slösas bort.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
cms/verbs-webp/110045269.webp
fullfölja
Han fullföljer sin joggingrunda varje dag.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/57481685.webp
upprepa
Studenten har upprepat ett år.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/83776307.webp
flytta
Min brorson flyttar.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/104825562.webp
ställa
Du måste ställa klockan.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/32796938.webp
skicka iväg
Hon vill skicka iväg brevet nu.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
cms/verbs-webp/47062117.webp
klara sig
Hon måste klara sig med lite pengar.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.