Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/122632517.webp
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
gå gale
Alt går gale i dag!
cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
Han likar å gå i skogen.
cms/verbs-webp/88615590.webp
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
skildre
Korleis kan ein skildre fargar?
cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
Toget går.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
forbedre
Ho vil forbedre figuren sin.
cms/verbs-webp/23468401.webp
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
forlove seg
Dei har heimleg forlova seg!
cms/verbs-webp/41918279.webp
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
springe vekk
Sonen vår ville springe vekk frå heimen.
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
møte
Vennene møttest til ein felles middag.
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
dekke
Ho har dekka brødet med ost.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
logge inn
Du må logge inn med passordet ditt.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
konsumere
Ho konsumerer eit stykke kake.
cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
finne vegen tilbake
Eg kan ikkje finne vegen tilbake.