Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/96571673.webp
schilderen
Hij schildert de muur wit.
male
Han malar veggen kvit.
cms/verbs-webp/80356596.webp
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
seie farvel
Kvinna seier farvel.
cms/verbs-webp/53064913.webp
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
lukka
Ho lukkar gardinene.
cms/verbs-webp/61826744.webp
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
skape
Kven skapte Jorda?
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
utføre
Han utfører reparasjonen.
cms/verbs-webp/20225657.webp
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
krevje
Barnebarnet mitt krev mykje frå meg.
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
avlyse
Han avlyste dessverre møtet.
cms/verbs-webp/102169451.webp
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
handtere
Ein må handtere problem.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
gå gjennom
Kan katten gå gjennom dette holet?
cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
fornye
Malaren vil fornye veggfargen.
cms/verbs-webp/120801514.webp
missen
Ik zal je zo erg missen!
sakne
Eg vil sakne deg så mykje!
cms/verbs-webp/92266224.webp
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
slå av
Ho slår av straumen.