Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/89025699.webp
dragen
De ezel draagt een zware last.
bere
Eselen berer ei tung last.
cms/verbs-webp/82378537.webp
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
kvitte seg med
Desse gamle gummidekka må kvittast separat.
cms/verbs-webp/71612101.webp
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
gå inn
T-banen har nettopp gått inn på stasjonen.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
samanlikna
Dei samanliknar tala sine.
cms/verbs-webp/102114991.webp
knippen
De kapper knipt haar haar.
klippe
Frisøren klipper håret hennar.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
møte
Av og til møtest dei i trappa.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
rasle
Blada raslar under føtene mine.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
investere
Kva bør vi investere pengane våre i?
cms/verbs-webp/125400489.webp
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
forlate
Turistar forlater stranda ved middagstid.
cms/verbs-webp/32796938.webp
versturen
Ze wil de brief nu versturen.
sende av garde
Ho vil sende brevet no.
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
møte
Vennene møttest til ein felles middag.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
ringje
Ho tok opp telefonen og ringde nummeret.