Ordforråd
vietnamesisk – Verb Øvelse

vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.

stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!

toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

weigeren
Het kind weigert zijn eten.

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
