Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
Han liker å gå i skogen.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
forsvare
De to vennene vil alltid forsvare hverandre.
cms/verbs-webp/34664790.webp
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
bli beseiret
Den svakere hunden blir beseiret i kampen.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
beskytte
Barn må beskyttes.
cms/verbs-webp/102168061.webp
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
protestere
Folk protesterer mot urettferdighet.
cms/verbs-webp/120086715.webp
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
fullføre
Kan du fullføre puslespillet?
cms/verbs-webp/98082968.webp
luisteren
Hij luistert naar haar.
lytte
Han lytter til henne.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
oppdage
Sjømennene har oppdaget et nytt land.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
skrive over
Kunstnerne har skrevet over hele veggen.
cms/verbs-webp/81025050.webp
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
kjempe
Idrettsutøverne kjemper mot hverandre.
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
begrense
Under en diett må du begrense matinntaket ditt.
cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
nevne
Sjefen nevnte at han vil sparke ham.