Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/51119750.webp
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
finne veien
Jeg kan finne veien godt i en labyrint.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
sykle
Barn liker å sykle eller kjøre sparkesykkel.
cms/verbs-webp/115373990.webp
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
dukke opp
En stor fisk dukket plutselig opp i vannet.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
kaste bort
Energi bør ikke kastes bort.
cms/verbs-webp/60111551.webp
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
ta
Hun må ta mye medisin.
cms/verbs-webp/74176286.webp
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
beskytte
Moren beskytter sitt barn.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
snu
Du må snu bilen her.
cms/verbs-webp/61245658.webp
uitspringen
De vis springt uit het water.
hoppe ut
Fisken hopper ut av vannet.
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
kutte opp
Til salaten må du kutte opp agurken.
cms/verbs-webp/102853224.webp
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
bringe sammen
Språkkurset bringer studenter fra hele verden sammen.
cms/verbs-webp/81740345.webp
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
oppsummere
Du må oppsummere hovedpunktene fra denne teksten.
cms/verbs-webp/124525016.webp
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
ligge bak
Tiden for hennes ungdom ligger langt bak.