Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/26758664.webp
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
spare
Mine barn har spart sine egne penger.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
teste
Bilen testes i verkstedet.
cms/verbs-webp/123237946.webp
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
skje
En ulykke har skjedd her.
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
invitere
Vi inviterer deg til vår nyttårsaftenfest.
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
klare seg
Hun må klare seg med lite penger.
cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
fornye
Maleren vil fornye veggfargen.
cms/verbs-webp/30793025.webp
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
skryte
Han liker å skryte av pengene sine.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
melde
Den som vet noe, kan melde seg i klassen.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
sende
Varene vil bli sendt til meg i en pakke.
cms/verbs-webp/83776307.webp
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
flytte
Nevøen min flytter.
cms/verbs-webp/123648488.webp
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
stikke innom
Legene stikker innom pasienten hver dag.
cms/verbs-webp/90321809.webp
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
bruke penger
Vi må bruke mye penger på reparasjoner.