Ordforråd

Lær verb – nederlandsk

cms/verbs-webp/120509602.webp
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
tilgi
Hun kan aldri tilgi ham for det!
cms/verbs-webp/112408678.webp
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
invitere
Vi inviterer deg til vår nyttårsaftenfest.
cms/verbs-webp/64053926.webp
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
overkomme
Idrettsutøverne overkommer fossen.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
blande
Hun blander en fruktjuice.
cms/verbs-webp/115628089.webp
bereiden
Ze bereidt een taart.
forberede
Hun forbereder en kake.
cms/verbs-webp/99602458.webp
beperken
Moet handel worden beperkt?
begrense
Bør handel begrenses?
cms/verbs-webp/122010524.webp
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
påta seg
Jeg har påtatt meg mange reiser.
cms/verbs-webp/118596482.webp
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
lete
Jeg leter etter sopp om høsten.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
overta
Gresshoppene har overtatt.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
avskjedige
Sjefen min har avskjediget meg.
cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
øke
Befolkningen har økt betydelig.
cms/verbs-webp/67955103.webp
eten
De kippen eten de granen.
spise
Hønene spiser kornene.