Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/105854154.webp
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limitar
Cercas limitam nossa liberdade.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
reduzir
Definitivamente preciso reduzir meus custos de aquecimento.
cms/verbs-webp/100965244.webp
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
olhar para baixo
Ela olha para o vale abaixo.
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
remover
O artesão removeu os antigos azulejos.
cms/verbs-webp/30793025.webp
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
ostentar
Ele gosta de ostentar seu dinheiro.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influenciar
Não se deixe influenciar pelos outros!
cms/verbs-webp/107273862.webp
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
estar interligado
Todos os países da Terra estão interligados.
cms/verbs-webp/74916079.webp
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
chegar
Ele chegou na hora certa.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
bater
Os pais não devem bater nos seus filhos.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
dormir até tarde
Eles querem, finalmente, dormir até tarde por uma noite.
cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
danificar
Dois carros foram danificados no acidente.
cms/verbs-webp/63645950.webp
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
correr
Ela corre todas as manhãs na praia.