Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
danificar
Dois carros foram danificados no acidente.
cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
renovar
O pintor quer renovar a cor da parede.
cms/verbs-webp/90554206.webp
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
relatar
Ela relata o escândalo para sua amiga.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
explorar
Os astronautas querem explorar o espaço sideral.
cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
partir
O trem parte.
cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
destruir
O tornado destrói muitas casas.
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
perder-se
É fácil se perder na floresta.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
mentir
Ele frequentemente mente quando quer vender algo.
cms/verbs-webp/68779174.webp
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
representar
Advogados representam seus clientes no tribunal.
cms/verbs-webp/93792533.webp
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
significar
O que este brasão no chão significa?
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
pagar
Ela pagou com cartão de crédito.
cms/verbs-webp/107407348.webp
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
viajar pelo
Eu viajei muito pelo mundo.