Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
avaliar
Ele avalia o desempenho da empresa.
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
encontrar
Os amigos se encontraram para um jantar compartilhado.
cms/verbs-webp/102238862.webp
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
visitar
Uma velha amiga a visita.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
ler
Não consigo ler sem óculos.
cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
precisar
Estou com sede, preciso de água!
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
aceitar
Não posso mudar isso, tenho que aceitar.
cms/verbs-webp/51119750.webp
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
orientar-se
Consigo me orientar bem em um labirinto.
cms/verbs-webp/124274060.webp
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
deixar
Ela me deixou uma fatia de pizza.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
consumir
Ela consome um pedaço de bolo.
cms/verbs-webp/45022787.webp
doden
Ik zal de vlieg doden!
matar
Vou matar a mosca!
cms/verbs-webp/70624964.webp
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
divertir-se
Nos divertimos muito no parque de diversões!
cms/verbs-webp/35862456.webp
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
começar
Uma nova vida começa com o casamento.