Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
procurar
O ladrão procura a casa.
cms/verbs-webp/61280800.webp
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
controlar-se
Não posso gastar muito dinheiro; preciso me controlar.
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cobrir
A criança se cobre.
cms/verbs-webp/117953809.webp
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
aguentar
Ela não aguenta o canto.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
deixar
Eles acidentalmente deixaram seu filho na estação.
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cuidar
Nosso filho cuida muito bem do seu novo carro.
cms/verbs-webp/123546660.webp
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
verificar
O mecânico verifica as funções do carro.
cms/verbs-webp/5161747.webp
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.
remover
A escavadeira está removendo o solo.
cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
ordenar
Ele gosta de ordenar seus selos.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
existir
Dinossauros não existem mais hoje.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
pagar
Ela paga online com um cartão de crédito.
cms/verbs-webp/122394605.webp
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
trocar
O mecânico de automóveis está trocando os pneus.