Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

cms/verbs-webp/25599797.webp
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
economizar
Você economiza dinheiro quando diminui a temperatura do ambiente.
cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
voltar
Não consigo encontrar o caminho de volta.
cms/verbs-webp/118765727.webp
belasten
Kantoorwerk belast haar erg.
sobrecarregar
O trabalho de escritório a sobrecarrega muito.
cms/verbs-webp/93150363.webp
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
acordar
Ele acabou de acordar.
cms/verbs-webp/108520089.webp
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
conter
Peixe, queijo e leite contêm muita proteína.
cms/verbs-webp/102304863.webp
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
chutar
Cuidado, o cavalo pode chutar!
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
perder-se
É fácil se perder na floresta.
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterven
Veel mensen sterven in films.
morrer
Muitas pessoas morrem em filmes.
cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
começar a correr
O atleta está prestes a começar a correr.
cms/verbs-webp/124545057.webp
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
ouvir
As crianças gostam de ouvir suas histórias.
cms/verbs-webp/123237946.webp
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
acontecer
Um acidente aconteceu aqui.
cms/verbs-webp/18473806.webp
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
ter vez
Por favor, espere, você terá sua vez em breve!