Vocabular
Învață verbele – Croată

weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
saber
Los niños son muy curiosos y ya saben mucho.

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
ejercer
Ella ejerce una profesión inusual.

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
abrazar
La madre abraza los pequeños pies del bebé.

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
conducir
Los vaqueros conducen el ganado con caballos.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
tocar
El agricultor toca sus plantas.

nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
tomar
Ella tiene que tomar mucha medicación.

tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
exhibir
Se exhibe arte moderno aquí.

leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
gustar
Al niño le gusta el nuevo juguete.

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
retrasar
Pronto tendremos que retrasar el reloj de nuevo.

voeden
De kinderen voeden het paard.
alimentar
Los niños alimentan al caballo.

overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
dejar
Los propietarios me dejan sus perros para pasear.
