ذخیرہ الفاظ
عربی – فعل کی مشق

uitspringen
De vis springt uit het water.

kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

raden
Je moet raden wie ik ben!

kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

wassen
De moeder wast haar kind.

updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
