gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
发生
这里发生了一起事故。
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
改进
她想改善自己的身材。
duwen
Ze duwen de man het water in.
推
他们把那个人推进水里。
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
出来
蛋里面出来的是什么?
plukken
Ze plukte een appel.
摘取
她摘了一个苹果。
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
混合
需要混合各种成分。
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
被打败
较弱的狗在战斗中被打败。
zingen
De kinderen zingen een lied.
唱歌
孩子们正在唱一首歌。
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
离开
许多英国人想离开欧盟。
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
运输
卡车运输货物。
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
奖励
他被授予了一枚奖章。
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
来
我很高兴你来了!