schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
大声喊叫
如果你想被听到,你必须大声传达你的信息。
trainen
De hond wordt door haar getraind.
训练
狗被她训练。
schrijven
Hij schrijft een brief.
写
他正在写一封信。
missen
De man heeft zijn trein gemist.
错过
这个男人错过了他的火车。
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
赶走
一只天鹅赶走了另一只。
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
希望
许多人希望在欧洲有一个更好的未来。
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
垂下
屋顶上垂下冰柱。
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
逃跑
每个人都从火灾中逃跑。
draaien
Ze draait het vlees.
转动
她转动肉。
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
发生
发生了不好的事情。
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
觉得困难
他们都觉得告别很困难。
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
寄出
这个包裹很快就会被寄出。