brengen
De bezorger brengt het eten.
送餐
送餐员正在带来食物。
binnenkomen
Kom binnen!
进来
进来吧!
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.
驱赶
牛仔骑马驱赶牛群。
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
让进
人们永远不应该让陌生人进来。
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
背
他们背着他们的孩子。
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
取消
他不幸取消了会议。
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
保护
母亲保护她的孩子。
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
出租
他正在出租他的房子。
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
送货
他给家里送披萨。
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
属于
我的妻子属于我。
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
转向
他们相互转向。
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
错过
她错过了一个重要的约会。