gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
使用
即使是小孩子也使用平板电脑。
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
发言
政治家在许多学生面前发表演讲。
dragen
De ezel draagt een zware last.
承载
驴子承载着重物。
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
关掉
她关闭了电源。
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
送回
母亲开车送女儿回家。
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
错过
他错过了钉子,伤到了自己。
zingen
De kinderen zingen een lied.
唱歌
孩子们正在唱一首歌。
op handen zijn
Een ramp is op handen.
即将到来
一场灾难即将到来。
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
打开
你能帮我打开这个罐头吗?
gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
使用
她每天都使用化妆品。
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
打开
保险箱可以使用秘密代码打开。
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
学习
我的大学有很多女性在学习。