词汇

学习动词 – 荷兰语

cms/verbs-webp/28642538.webp
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
停放
今天许多人必须停放他们的汽车。
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
表达
她想对朋友表达自己的想法。
cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
下雪
今天下了很多雪。
cms/verbs-webp/123213401.webp
haten
De twee jongens haten elkaar.
讨厌
这两个男孩互相讨厌。
cms/verbs-webp/97593982.webp
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
准备
准备了美味的早餐!
cms/verbs-webp/84365550.webp
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
运输
卡车运输货物。
cms/verbs-webp/5135607.webp
verhuizen
De buurman verhuist.
搬出
邻居正在搬出。
cms/verbs-webp/11579442.webp
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.
投给
他们互相投球。
cms/verbs-webp/89025699.webp
dragen
De ezel draagt een zware last.
承载
驴子承载着重物。
cms/verbs-webp/108350963.webp
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
丰富
香料丰富了我们的食物。
cms/verbs-webp/115267617.webp
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
他们敢从飞机上跳下来。
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
惊喜
她用礼物给她的父母一个惊喜。