Testen 26



Datum:
Tijd besteed aan testen::
Score:


Wed Dec 31, 2025

0/10

Klik op een woord
1. Dat zijn de leerlingen.
Ce les élèves   See hint
2. Drink je water met ijs?
Veux-tu de avec des glaçons ?   See hint
3. Ik doe de was in de wasmachine.
Je mets le dans la machine à laver   See hint
4. Hoe kom ik in het centrum van de stad?
Comment vais-je dans le ?   See hint
5. Dit heb ik niet besteld.
Ce n’est pas ce que j’ai   See hint
6. Hij vaart met het schip.
Il va en   See hint
7. Daar is de dierentuin.
Le est là-bas   See hint
8. Er is ook een zwembad met sauna.
Il y a aussi une avec sauna   See hint
9. Je tas is erg mooi.
Votre sac est beau   See hint
10. Het stoplicht staat op rood.
Le feu de circulation est   See hint