Testen 36



Datum:
Tijd besteed aan testen::
Score:


Tue Nov 26, 2024

0/10

Klik op een woord
1. In welk hotel verblijft u?
W hotelu pan / pani mieszka? / W hotelu państwo mieszkają?   See hint
2. negen
3. Ik heb een sinaasappel en een grapefruit.
pomarańczę i grejpfruta.   See hint
4. Dit zijn mijn boeken.
są moje książki.   See hint
5. Ik vind dat vreselijk.
Uważam, że jest straszne.   See hint
6. Heeft u bloemkool?
Mają państwo ,   See hint
7. Kunt u een taxi bestellen?
Proszę wezwać ,   See hint
8. Waar is een batterij?
Gdzie bateria?   See hint
9. We zwemmen af en toe.
Czasami ,   See hint
10. Ik wil graag ingenieur worden.
zostać inżynierem.   See hint