Vortprovizo

Lernu Verbojn – nederlanda

cms/verbs-webp/115291399.webp
willen
Hij wil te veel!
voli
Li volas tro multe!
cms/verbs-webp/108218979.webp
moeten
Hij moet hier uitstappen.
devi
Li devas eliri ĉi tie.
cms/verbs-webp/116519780.webp
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
elkuri
Ŝi elkuras kun la novaj ŝuoj.
cms/verbs-webp/124274060.webp
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
forlasi
Ŝi forlasis al mi tranĉon de pico.
cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
paroli
La politikisto parolas antaŭ multaj studentoj.
cms/verbs-webp/91254822.webp
plukken
Ze plukte een appel.
kolekti
Ŝi kolektis pomon.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
voĉdoni
Oni voĉdonas por aŭ kontraŭ kandidato.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
eldoni
La eldonisto eldonis multajn librojn.
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
subskribi
Li subskribis la kontrakton.
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
ŝati
La infano ŝatas la novan ludilon.
cms/verbs-webp/94555716.webp
worden
Ze zijn een goed team geworden.
iĝi
Ili iĝis bona teamo.
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
lasi tra
Ĉu oni devus lasi rifugintojn tra la limoj?