어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
존재하다
공룡은 오늘날 더 이상 존재하지 않는다.
cms/verbs-webp/108556805.webp
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
내려다보다
창문에서 해변을 내려다볼 수 있었다.
cms/verbs-webp/21689310.webp
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
불러내다
나의 선생님은 자주 나를 불러낸다.
cms/verbs-webp/119913596.webp
geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
주다
아버지는 아들에게 추가로 돈을 주고 싶어한다.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
줄이다
나는 반드시 난방 비용을 줄여야 한다.
cms/verbs-webp/90292577.webp
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
통과하다
물이 너무 높아서 트럭이 통과할 수 없었다.
cms/verbs-webp/95056918.webp
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
이끌다
그는 손을 잡고 소녀를 이끈다.
cms/verbs-webp/124046652.webp
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
우선하다
건강이 항상 우선이다!
cms/verbs-webp/75508285.webp
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
기대하다
아이들은 항상 눈을 기대한다.
cms/verbs-webp/68561700.webp
open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!
열어두다
창문을 열어두는 사람은 강도를 초대하는 것이다!
cms/verbs-webp/110347738.webp
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
기쁘게 하다
그 골은 독일 축구 팬들을 기쁘게 합니다.
cms/verbs-webp/113842119.webp
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
지나가다
중세 시대가 지나갔다.