المفردات
تعلم الأفعال – الهولندية

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
يلقي خطبة
السياسي يلقي خطبة أمام العديد من الطلاب.

aanraken
Hij raakte haar teder aan.
لمس
لمسها بحنان.

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
يقلل
أحتاج بالتأكيد إلى تقليل تكاليف التدفئة الخاصة بي.

uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
نشر
نشر ذراعيه عريضًا.

besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
أصيبت
أصيبت بفيروس.

verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
يشير
المعلم يشير إلى المثال على السبورة.

weigeren
Het kind weigert zijn eten.
يرفض
الطفل يرفض طعامه.

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
سبح
تسبح بانتظام.

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
كيف سيسحب
كيف سيسحب هذه السمكة الكبيرة؟

tellen
Ze telt de munten.
تعد
هي تعد العملات.

terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
وجدت
لم أستطع العثور على جواز سفري بعد الانتقال.
