Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/73751556.webp
bidden
Hij bidt in stilte.
moliti
On se tiho moli.
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
izreći
Želi se izreći svojoj prijateljici.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
visjeti
Oboje vise na grani.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantirati
Osiguranje garantira zaštitu u slučaju nesreća.
cms/verbs-webp/89869215.webp
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
udariti
Vole udarati, ali samo u stolnom nogometu.
cms/verbs-webp/116877927.webp
inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.
postaviti
Moja kćerka želi postaviti svoj stan.
cms/verbs-webp/118011740.webp
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
graditi
Djeca grade visoki toranj.
cms/verbs-webp/21529020.webp
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
trčati prema
Djevojčica trči prema svojoj majci.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
ležati
Djeca leže zajedno u travi.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
nadati se
Mnogi se nadaju boljoj budućnosti u Europi.
cms/verbs-webp/123213401.webp
haten
De twee jongens haten elkaar.
mrziti
Dva dječaka se mrze.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
šuštati
Lišće šušti pod mojim nogama.