Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

cms/adverbs-webp/166071340.webp
uit
Ze komt uit het water.
heraus
Sie kommt aus dem Wasser heraus.
cms/adverbs-webp/172832880.webp
erg
Het kind is erg hongerig.
sehr
Das Kind ist sehr hungrig.
cms/adverbs-webp/121564016.webp
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
lange
Ich musste lange im Wartezimmer warten.
cms/adverbs-webp/7769745.webp
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
nochmal
Er schreibt alles nochmal.
cms/adverbs-webp/66918252.webp
minstens
De kapper kostte minstens niet veel.
zumindest
Der Friseur hat zumindest nicht viel gekostet.
cms/adverbs-webp/170728690.webp
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
allein
Ich genieße den Abend ganz allein.
cms/adverbs-webp/76773039.webp
te veel
Het werk wordt me te veel.
zu viel
Die Arbeit wird mir zu viel.
cms/adverbs-webp/111290590.webp
even
Deze mensen zijn verschillend, maar even optimistisch!
gleich
Diese Menschen sind verschieden, aber gleich optimistisch!
cms/adverbs-webp/142768107.webp
nooit
Men moet nooit opgeven.
niemals
Man darf niemals aufgeben.
cms/adverbs-webp/178653470.webp
buiten
We eten vandaag buiten.
außerhalb
Wir essen heute außerhalb im Freien.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
genug
Sie will schlafen und hat genug von dem Lärm.
cms/adverbs-webp/164633476.webp
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
wieder
Sie haben sich wieder getroffen.