Vocabulari

Aprèn adverbis – neerlandès

cms/adverbs-webp/40230258.webp
te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.
massa
Ell sempre ha treballat massa.
cms/adverbs-webp/121564016.webp
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
llarg
Vaig haver d‘esperar llarg temps a la sala d‘espera.
cms/adverbs-webp/71670258.webp
gisteren
Het regende hard gisteren.
ahir
Va ploure fort ahir.
cms/adverbs-webp/96549817.webp
weg
Hij draagt de prooi weg.
lluny
Se‘n duu la presa lluny.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
per què
Els nens volen saber per què tot és com és.
cms/adverbs-webp/138692385.webp
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
en algun lloc
Un conill s‘ha amagat en algun lloc.
cms/adverbs-webp/162590515.webp
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
prou
Ella vol dormir i n‘ha tingut prou del soroll.
cms/adverbs-webp/128130222.webp
samen
We leren samen in een kleine groep.
junts
Aprenem junts en un petit grup.
cms/adverbs-webp/57457259.webp
buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
fora
El nen malalt no pot sortir fora.
cms/adverbs-webp/46438183.webp
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
abans
Ella era més grassa abans que ara.
cms/adverbs-webp/172832880.webp
erg
Het kind is erg hongerig.
molt
El nen està molt famolenc.
cms/adverbs-webp/77731267.webp
veel
Ik lees inderdaad veel.
molt
Llegeixo molt de fet.