Ordforråd

Lær verb – Dutch

cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.

brenne
Du bør ikkje brenne pengar.
cms/verbs-webp/65840237.webp
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

sende
Varene vil bli sendt til meg i ei pakke.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.

understreke
Han understreka utsegna si.
cms/verbs-webp/42111567.webp
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

gjere feil
Tenk nøye så du ikkje gjer feil!
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

brenne ned
Elden vil brenne ned mykje av skogen.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

male
Bilen blir malt blå.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

nemne
Kor mange land kan du nemne?
cms/verbs-webp/120193381.webp
trouwen
Het stel is net getrouwd.

gifte seg
Paret har nettopp gifta seg.
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?

fjerne
Korleis kan ein fjerne ein raudvin flekk?
cms/verbs-webp/83636642.webp
slaan
Ze slaat de bal over het net.

slå
Ho slår ballen over nettet.
cms/verbs-webp/23468401.webp
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

forlove seg
Dei har heimleg forlova seg!
cms/verbs-webp/84850955.webp
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.

endre
Mykje har endra seg på grunn av klimaendringar.