Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/130814457.webp
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

voeg by
Sy voeg ’n bietjie melk by die koffie.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

agtervolg
Die cowboy agtervolg die perde.
cms/verbs-webp/61806771.webp
brengen
De koerier brengt een pakketje.

bring
Die boodskapper bring ’n pakkie.
cms/verbs-webp/91906251.webp
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

roep
Die seun roep so hard soos hy kan.
cms/verbs-webp/123619164.webp
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

swem
Sy swem gereeld.
cms/verbs-webp/8482344.webp
kussen
Hij kust de baby.

soen
Hy soen die baba.
cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.

vermeerder
Die bevolking het aansienlik vermeerder.
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

brand
Die vleis moet nie op die rooster brand nie.
cms/verbs-webp/118064351.webp
vermijden
Hij moet noten vermijden.

vermy
Hy moet neute vermy.
cms/verbs-webp/110347738.webp
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

verbly
Die doel verbly die Duitse sokkerondersteuners.
cms/verbs-webp/125319888.webp
bedekken
Ze bedekt haar haar.

bedek
Sy bedek haar hare.
cms/verbs-webp/95056918.webp
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

lei
Hy lei die meisie aan die hand.