Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch
zpívat
Děti zpívají písničku.
zingen
De kinderen zingen een lied.
najít znovu
Po stěhování jsem nemohl najít svůj pas.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
nenávidět
Ti dva kluci se vzájemně nenávidí.
haten
De twee jongens haten elkaar.
brát
Musí brát spoustu léků.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
zapsat
Chce si zapsat svůj podnikatelský nápad.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
poskakovat
Dítě veselě poskakuje.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
utéct
Náš syn chtěl utéct z domu.
weglopen
Onze zoon wilde van huis weglopen.
oženit se
Nezletilí se nesmějí oženit.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
malovat
Auto se maluje na modro.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
projet
Auto projíždí stromem.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
přistřihnout
Látka se přistřihává na míru.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.