Woordenlijst

Leer werkwoorden – Tsjechisch

cms/verbs-webp/82095350.webp
tlačit
Sestra tlačí pacienta na vozíku.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/119747108.webp
jíst
Co dnes chceme jíst?
eten
Wat willen we vandaag eten?
cms/verbs-webp/61280800.webp
omezit se
Nemohu utratit příliš mnoho peněz; musím se omezit.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/64904091.webp
sebrat
Musíme sebrat všechna jablka.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
cms/verbs-webp/122290319.webp
odložit
Chci každý měsíc odložit nějaké peníze na později.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
cms/verbs-webp/27076371.webp
patřit
Moje žena mi patří.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/27564235.webp
pracovat na
Musí pracovat na všech těchto souborech.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/18316732.webp
projet
Auto projíždí stromem.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/96061755.webp
podávat
Dnes nám jídlo podává sám kuchař.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/93221279.webp
hořet
V krbu hoří oheň.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
cms/verbs-webp/129403875.webp
zvonit
Zvonek zvoní každý den.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/47062117.webp
vystačit
Musí vystačit s málo penězi.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.