Woordenlijst
Tsjechisch – Werkwoorden oefenen

naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

omgaan
Men moet met problemen omgaan.

antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

bevestigen
Ze kon het goede nieuws aan haar man bevestigen.

duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
