Taalgids

nl iets verklaren 3   »   fr argumenter qc. 3

77 [zevenenzeventig]

iets verklaren 3

iets verklaren 3

77 [soixante-dix-sept]

argumenter qc. 3

Kies hoe u de vertaling wilt zien:   
Nederlands Frans Geluid meer
Waarom eet u de taart niet op? Pour--o---- m---ez-v----pa- -- ---t- ? P_______ n_ m__________ p__ l_ t____ ? P-u-q-o- n- m-n-e---o-s p-s l- t-r-e ? -------------------------------------- Pourquoi ne mangez-vous pas la tarte ? 0
Ik moet afvallen. J--do-- ------r. J_ d___ m_______ J- d-i- m-i-r-r- ---------------- Je dois maigrir. 0
Ik eet ze niet op, omdat ik moet afvallen. Je--e--- m--ge pa--pa----q---------s m---r--. J_ n_ l_ m____ p__ p____ q__ j_ d___ m_______ J- n- l- m-n-e p-s p-r-e q-e j- d-i- m-i-r-r- --------------------------------------------- Je ne la mange pas parce que je dois maigrir. 0
Waarom drinkt u niet van het bier? P--r--oi-n- bu-e---o----as-l- b-ère ? P_______ n_ b_________ p__ l_ b____ ? P-u-q-o- n- b-v-z-v-u- p-s l- b-è-e ? ------------------------------------- Pourquoi ne buvez-vous pas la bière ? 0
Ik moet nog rijden. J- -o-s e--or- -ondui--. J_ d___ e_____ c________ J- d-i- e-c-r- c-n-u-r-. ------------------------ Je dois encore conduire. 0
Ik drink het niet, omdat ik nog moet rijden. J- n---- bo-s p-s-p-rc- --e j--d--s----o-e ----u-re. J_ n_ l_ b___ p__ p____ q__ j_ d___ e_____ c________ J- n- l- b-i- p-s p-r-e q-e j- d-i- e-c-r- c-n-u-r-. ---------------------------------------------------- Je ne la bois pas parce que je dois encore conduire. 0
Waarom drink je niet van de koffie? P--r---- -e-b-i-----pa---- caf- ? P_______ n_ b______ p__ l_ c___ ? P-u-q-o- n- b-i---u p-s l- c-f- ? --------------------------------- Pourquoi ne bois-tu pas le café ? 0
Het is koud. Il-est--r--d. I_ e__ f_____ I- e-t f-o-d- ------------- Il est froid. 0
Ik drink er niet van, omdat het koud is. J---- le---is-p---p-r-- --’il -st--ro-d. J_ n_ l_ b___ p__ p____ q____ e__ f_____ J- n- l- b-i- p-s p-r-e q-’-l e-t f-o-d- ---------------------------------------- Je ne le bois pas parce qu’il est froid. 0
Waarom drink je niet van de thee? Po-rq-oi -- --i---u pa---e -h--? P_______ n_ b______ p__ l_ t__ ? P-u-q-o- n- b-i---u p-s l- t-é ? -------------------------------- Pourquoi ne bois-tu pas le thé ? 0
Ik heb geen suiker. J- n’-- p----e s--r-. J_ n___ p__ d_ s_____ J- n-a- p-s d- s-c-e- --------------------- Je n’ai pas de sucre. 0
Ik drink er niet van, omdat ik geen suiker heb. J---- -e-b-is--a---arce-q-e-j--n--- pas---------. J_ n_ l_ b___ p__ p____ q__ j_ n___ p__ d_ s_____ J- n- l- b-i- p-s p-r-e q-e j- n-a- p-s d- s-c-e- ------------------------------------------------- Je ne le bois pas parce que je n’ai pas de sucre. 0
Waarom eet je niet van de soep? Po-r-u---ne ---g-z--ous --s -- so--e-? P_______ n_ m__________ p__ l_ s____ ? P-u-q-o- n- m-n-e---o-s p-s l- s-u-e ? -------------------------------------- Pourquoi ne mangez-vous pas la soupe ? 0
Ik heb die niet besteld. Je n- l’a- -a- -o-m-ndé-. J_ n_ l___ p__ c_________ J- n- l-a- p-s c-m-a-d-e- ------------------------- Je ne l’ai pas commandée. 0
Ik eet er niet van, omdat ik het niet besteld heb. Je -e la-m-ng- p-s p-rce -ue------ l-a- p-- c--man-ée. J_ n_ l_ m____ p__ p____ q__ j_ n_ l___ p__ c_________ J- n- l- m-n-e p-s p-r-e q-e j- n- l-a- p-s c-m-a-d-e- ------------------------------------------------------ Je ne la mange pas parce que je ne l’ai pas commandée. 0
Waarom eet je niet van het vlees? Pou----i-n--m--ge----us -a- l----ande ? P_______ n_ m__________ p__ l_ v_____ ? P-u-q-o- n- m-n-e---o-s p-s l- v-a-d- ? --------------------------------------- Pourquoi ne mangez-vous pas la viande ? 0
Ik ben vegetariër. Je-s--- --g-t-r-e----v---tarie-n-. J_ s___ v_________ / v____________ J- s-i- v-g-t-r-e- / v-g-t-r-e-n-. ---------------------------------- Je suis végétarien / végétarienne. 0
Ik eet er niet van, omdat ik vegetariër ben. Je-ne l--m-nge pa---a--e-que ---su-s vé------en /--égé-a-i---e. J_ n_ l_ m____ p__ p____ q__ j_ s___ v_________ / v____________ J- n- l- m-n-e p-s p-r-e q-e j- s-i- v-g-t-r-e- / v-g-t-r-e-n-. --------------------------------------------------------------- Je ne la mange pas parce que je suis végétarien / végétarienne. 0

Gebaren helpen de woordenschat te leren

Als we de woordenschat leren moeten onze hersenen een hoop werk verrichten. Het moet elk nieuw woord opslaan. U kunt echter ook de hersenen bij het leren ondersteunen. Dit werkt door de gebaren. Gebaren helpen onze geheugen. Het kan beter woorden onthouden bij het verwerken van de gebaren. Dat heeft een onderzoek duidelijk aangetoond. Onderzoekers lieten testpersonen de woordenschat leren. Deze woorden bestonden niet echt. Ze behoorden tot een kunstmatige taal. Sommige woorden werden door de testpersonen met gebaren bijgebracht. Dat wil zeggen dat de testpersonen niet alleen de woorden gingen horen en lezen. Door de gebaren werden ook de betekenissen van woorden nagebootst. Tijdens het leren werden hun hersenactiviteit gemeten. Hier kwamen de onderzoekers tot een grote ontdekking. Bij het leren van woorden met gebaren waren verschillende gebieden van de hersenen actief. Afgezien van het talencentrum toonde ook de sensomotorische gebieden activiteiten. Deze extra hersenactiviteit heeft invloed op ons geheugen. Bij het leren met gebaren vormen complexe netwerken. Deze netwerken gaan het nieuwe woord in verschillende gebieden van de hersenen opslaan. Zo konden de woorden efficiënter worden verwerkt. Als we ze willen gebruiken gaat onze hersenen de woorden sneller vinden. Ook worden ze beter opgeslagen. Maar het is ook van groot belang dat de gebaren met het woord is gekoppeld. Onze hersenen herkennen het woord en gebaar als ze niet bij elkaar passen. De nieuwe bevindingen kunnen leiden tot nieuwe methoden in het onderwijs. Mensen die weinig kennis van talen hebben, leren vaak langzamer. Misschien leren ze gemakkelijker wanneer ze de woorden lichamelijk imiteren...