Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

nustebinti
Ji nustebino savo tėvus dovanomis.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

jungti
Šis tiltas jungia du rajonus.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

priminti
Kompiuteris man primena mano susitikimus.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

norėti
Ji nori palikti savo viešbutį.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

važiuoti aplinkui
Automobiliai važiuoja ratu.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

deginti
Jis padegė žvakę.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.

matyti
Per mano naujus akinius viską matau aiškiai.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

paveikti
Nesileisk paveikti kitų!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

išparduoti
Prekės yra išparduojamos.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

gulti
Vaikai guli žolėje kartu.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.

skelbti
Reklama dažnai skelbiama laikraščiuose.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
