Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/119613462.webp
attendre
Ma sœur attend un enfant.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
cms/verbs-webp/27076371.webp
appartenir
Ma femme m’appartient.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/124320643.webp
trouver difficile
Tous les deux trouvent difficile de dire au revoir.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
cms/verbs-webp/73649332.webp
crier
Si tu veux être entendu, tu dois crier ton message fort.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/108295710.webp
épeler
Les enfants apprennent à épeler.
spellen
De kinderen leren spellen.
cms/verbs-webp/120220195.webp
vendre
Les commerçants vendent de nombreux produits.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
cms/verbs-webp/94796902.webp
retrouver son chemin
Je ne peux pas retrouver mon chemin.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/78932829.webp
soutenir
Nous soutenons la créativité de notre enfant.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
cms/verbs-webp/129203514.webp
discuter
Il discute souvent avec son voisin.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
cms/verbs-webp/62069581.webp
envoyer
Je t’envoie une lettre.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/96571673.webp
peindre
Il peint le mur en blanc.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/19351700.webp
fournir
Des chaises longues sont fournies pour les vacanciers.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.