Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/125385560.webp
lavar
La madre lava a su hijo.
wassen
De moeder wast haar kind.
cms/verbs-webp/97593982.webp
preparar
¡Se está preparando un delicioso desayuno!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
cms/verbs-webp/94482705.webp
traducir
Él puede traducir entre seis idiomas.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
cms/verbs-webp/47969540.webp
quedarse ciego
El hombre con las insignias se ha quedado ciego.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/119417660.webp
creer
Muchas personas creen en Dios.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/32180347.webp
desmontar
¡Nuestro hijo desmonta todo!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/123203853.webp
causar
El alcohol puede causar dolores de cabeza.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cms/verbs-webp/106279322.webp
viajar
Nos gusta viajar por Europa.
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/11497224.webp
responder
El estudiante responde a la pregunta.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/51119750.webp
orientarse
Me oriento bien en un laberinto.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
cms/verbs-webp/96710497.webp
superar
Las ballenas superan a todos los animales en peso.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
cms/verbs-webp/89084239.webp
reducir
Definitivamente necesito reducir mis costos de calefacción.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.