Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/103232609.webp
exhibir
Se exhibe arte moderno aquí.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/32180347.webp
desmontar
¡Nuestro hijo desmonta todo!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/127554899.webp
preferir
Nuestra hija no lee libros; prefiere su teléfono.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
cms/verbs-webp/102631405.webp
olvidar
Ella no quiere olvidar el pasado.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/77646042.webp
quemar
No deberías quemar dinero.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
cms/verbs-webp/90032573.webp
saber
Los niños son muy curiosos y ya saben mucho.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/115847180.webp
ayudar
Todos ayudan a montar la tienda.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
cms/verbs-webp/23258706.webp
elevar
El helicóptero eleva a los dos hombres.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
cms/verbs-webp/100585293.webp
dar la vuelta
Tienes que dar la vuelta al coche aquí.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/121928809.webp
fortalecer
La gimnasia fortalece los músculos.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
cms/verbs-webp/113415844.webp
salir
Muchos ingleses querían salir de la UE.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/107273862.webp
estar conectado
Todos los países de la Tierra están interconectados.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.