Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/123179881.webp
harjutama
Ta harjutab iga päev oma rula.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/74693823.webp
vajama
Sul on rehvi vahetamiseks tõstukit vaja.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/111063120.webp
tutvuma
Võõrad koerad soovivad üksteisega tutvuda.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/47062117.webp
hakkama saama
Ta peab hakkama saama väheste vahenditega.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/97119641.webp
värvima
Auto värvitakse siniseks.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/93169145.webp
rääkima
Ta räägib oma kuulajaskonnaga.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/89084239.webp
vähendama
Ma pean kindlasti vähendama oma küttekulusid.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/102136622.webp
tõmbama
Ta tõmbab kelku.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/96571673.webp
värvima
Ta värvib seina valgeks.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/71883595.webp
eirama
Laps eirab oma ema sõnu.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
cms/verbs-webp/104825562.webp
seadistama
Sa pead kella seadistama.
instellen
Je moet de klok instellen.
cms/verbs-webp/109071401.webp
kallistama
Ema kallistab lapse väikeseid jalgu.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.